Test

1. Elke herinnering bracht er gevoelens over terug.
2. Ik had moeite om in slaap te blijven.
3. Andere dingen bleven me erover nadenken.
4. Ik voelde me prikkelbaar en boos.
5. Ik vermeed dat ik van streek raakte als ik eraan dacht of eraan herinnerd werd.
6. Ik heb erover nagedacht terwijl het niet mijn bedoeling wasbr> 7. Het voelde alsof het niet was gebeurd of niet echt was.
8. Ik bleef weg van herinneringen eraan.
9. Er kwamen beelden ervan in mijn gedachten.
10. Ik was zenuwachtig en schrikte snel
11. Ik probeerde er niet aan te denken.
12. Ik was me ervan bewust dat ik er nog steeds veel gevoelens over had, maar ik ging er niet mee om.
13. Mijn gevoelens erover waren een beetje verdoofd.
14. Ik merkte dat ik deed of het gevoel had alsof ik terug was in die tijd.
15. Ik had moeite om in slaap te vallen.
16. Ik had er golven van sterke gevoelens over.
17. Ik probeerde het uit mijn geheugen te verwijderen.
18. Ik had moeite met concentreren.
19. Herinneringen eraan zorgden ervoor dat ik lichamelijke reacties kreeg, zoals zweten, moeite met ademhalen, misselijkheid of een bonzend hart.
20. Ik had er dromen over.
21. Ik voelde me waakzaam of op mijn hoede.
22. Ik probeerde er niet over te praten.